De geloofwaardigheid van evolutietheorieën in 2009
In hetgeen volgt, wordt een tussentijdse balans opgemaakt: we zoeken een antwoord op de vraag: hoe geloofwaardig is de evolutietheorie vandaag vanuit wetenschappelijk standpunt?
Dit zal voor velen geen overbodige vraag zijn na het contrast tussen de argumenten PRO en CONTRA. Het eerste kon immers de indruk geven dat de evolutietheorie ondertussen een vaststaand feit is, terwijl het tweede aangaf dat de feiten juist in de andere richting wijzen: proefondervindelijk niet bevestigd. Darwin zelf merkt op: “Ik besef maar al te goed dat er in dit boek nauwelijks één enkel punt wordt besproken, waarvoor geen feiten kunnen worden aangedragen die dikwijls leiden tot schijnbaar tegenovergestelde conclusies dan de mijne.” Het ligt dus voor de hand dat men zich de vraag stelt: wat moet je er nu van geloven en wat niet? Tot waar reikt wetenschap en vanaf waar begint fantasie?
Het blijkt immers een verrassende paradox dat 150 jaar wetenschappelijk onderzoek nog niet geleid heeft tot het radicaal bevestigen of ontkrachten van Darwin's theorie. Deze aanhoudende en zelfs groeiende tegenstelling van sterke argumenten PRO en CONTRA kan er gemakkelijk toe leiden de wetenschappelijke bevindingen gedeeltelijk te negeren en een eenzijdig standpunt in te nemen. Dat is ook wat velen doen, daarbij niet zelden gedreven door ideologische motieven. Maar, zoals vaak, lijkt de waarheid ergens in het midden te liggen.
Hieronder nog heel even kort de contrasterende uiteenzettingen:
1. In de evolutietheorie hebben we overlopen hoe Darwin in natuurlijke selectie een positieve creatieve kracht zag die in staat zou zijn om toevallige wijzigingen op te tellen tot iets nieuws. Dit werd dan aangevuld tot het moderne Neodarwinisme waarbij de toevallige wijzigingen hun oorsprong vinden in toevallige kopieerfouten van DNA. De enorme gelijkenissen tussen soorten, de volgorde van de fossielen in aardlagen, de proefondervindelijkheid van kunstmatige selectie, en de vermeende onvolmaaktheden in de natuur gelden daarbij als belangrijke argumenten.
2. In de weerbarstige feiten bleek hoe de fossielen juist de onveranderlijkheid van soorten aantoont of dat wijzigingen altijd sprongsgewijs lijken te gebeuren. Daarnaast blijkt het mechanisme van toeval en natuurlijke selectie veel te traag om het ontstaan van de grote diversiteit op aarde te verklaren. Hoewel er daarom aan de theorie gesleuteld is – o.a. met het ‘punctuerend evenwicht’ – blijven we zitten met enorme raadsels, zoals de verrassende originaliteit van eiwitten en de onherleidbare complexiteit van de levende cel, die de stoutste verbeelding tart.
Het is echter mogelijk om deze paradoxale vaststellingen met elkaar te verzoenen door in de evolutietheorie twee deeltheorieën te onderscheiden, die een verschillende vraag beantwoorden. De eerste deeltheorie beantwoordt de vraag: “WAT is er historisch gebeurd?”, terwijl de tweede deeltheorie een andere vraag beantwoordt, namelijk: “HOE is dat gebeurd? Welk is het drijvende mechanisme achter deze evolutie?”
Dit onderscheid is – zoals we zullen zien – van kapitaal belang maar wordt in het publieke debat zelden gemaakt. Ook Darwin maakt in zijn boek “On the origin” weinig onderscheid tussen beiden deeltheorieën: hij integreert ze. Dat de gedachte van historische evolutie (eerste deeltheorie) algemeen ingang vond, hangt juist samen met het feit dat Darwin er een verklarend mechanisme voor bedacht, namelijk: natuurlijke selectie (tweede deeltheorie). Voor velen lijken beide deeltheorieën hierdoor onlosmakelijk met elkaar verbonden maar dit is helemaal niet nodig. Wij kunnen geëvolueerd zijn maar daarom nog niet als een opeenstapeling van toevallige kopieerfouten in het DNA. Voor ideologen ligt het echter voor de hand om dit onderscheid niet te maken: men denkt dan in zwart-wit.
In wat volgt, zullen we de evolutietheorie echter genuanceerd benaderen vanuit een zuiver rationele invalshoek. Het eerste dat we daarbij zullen overlopen is een korte samenvatting van de wetenschapsfilosofie. Dit gaat over hoe wetenschappers tewerk gaan, hoe men kennis kan verwerven, en hoe men de geloofwaardigheid van een theorie wetenschappelijk kan beoordelen. Daarna zullen we dit toepassen op de evolutietheorie, of liever op de beide deeltheorieën.