Vaak gestelde vragen

Wat is het verschil tussen micro- en macro-evolutie?
Met micro-evolutie bedoelt men beperkte wijzigingen in een soort zonder dat daarbij een nieuwe soort wordt gevormd. Maar de hele evolutietheorie draait om de extrapolatie hiervan tot grote, innovatieve wijzigingen die aanleiding geven tot nieuwe soorten, en zelfs de hele fauna op aarde kunnen terugvoeren tot één enkele voorouder waarvan wij allen afstammen. Dit laatste noemt men macro-evolutie.

Wat is het verschil tussen Darwinisme en Neodarwinisme?
Met Darwinisme bedoelt men de evolutietheorie van Darwin zelf zoals hij die in 1859 geformuleerd werd, of m.a.w. het fundamenteel beginsel van natuurlijke selectie als positieve, creatieve kracht die kleine wijzigingen kan optellen tot iets nieuws. Met Neodarwinisme bedoelt men de uitbreiding van deze theorie tot de moderne synthese: dit is de actuele versie van de evolutietheorie die ook een verklaring geeft voor erfelijkheid (via DNA) en variatie (door toevalige kopieerfouten in DNA).

In welke deeltheorieën valt de evolutietheorie uiteen?
De eerste deeltheorie beantwoordt de vraag: “WAT is er historisch gebeurd?”, terwijl de tweede deeltheorie een andere vraag beantwoordt, namelijk: “HOE is dat gebeurd? Welk is het drijvende mechanisme achter deze evolutie?” De tweede deeltheorie valt zelf uiteen in een 5-tal subtheorieën: erfelijkheid door replicatie van DNA, variatie door mutaties in dit DNA, evolutie door ziften van deze variatie, extrapolatie hiervan tot macro-evolutie, en tenslotte soortvorming door scheiding van populaties. Deze tweede deeltheorie staat bekend als het ‘Neodarwinisme’.

Wat zijn de bewijzen voor de evolutietheorie?
Uit een analyse van de wetenschappelijke methode blijkt het heel moeilijk om sluitende bewijzen te vinden voor de evolutietheorie. Beter is het te spreken van aanwijzingen. Deze aanwijzingen ondersteunen ook niet alle deeltheorieën in dezelfde mate. Voor evolutie als dusdanig zijn de aanwijzingen heel sterk. Voor de combinatie van toevallige mutaties en natuurlijke selectie als (belangrijkste) verklaring hiervoor zijn de aanwijzingen veel minder sterk. Zie ook balans 2009.

Welke argumenten zijn er tegen de evolutietheorie?
Van meet af aan waren er weerbarstige feiten en Darwin maakt er in 1859 al melding van in de inleiding op zijn boek. Na 150 jaar wetenschappelijk onderzoek is hun aantal gegroeid. De voornaamste problemen worden hier samengevat. De problemen weerleggen niet zozeer evolutie als een historisch feit maar vooral het voorgestelde mechanisme van toevallige mutaties en natuurlijke selectie om deze evolutie te verklaren (zie ook Neodarwinisme).

Wat bedoelt men met onherleidbaar complex?
Het concept van onherleidbare complexiteit werd door Michael Behe gedefinieerd in zijn boek Darwins black box. Het kan geïllustreerd worden met het eenvoudige voorbeeld van de muizenval: elk onderdeel is nodig voor de werking van het geheel. Neem één onderdeel weg en de muizenval werkt niet meer. Voor onherleidbaar complexe systemen is het veel moeilijker om te verzinnen hoe zoiets geleidelijk kan zijn ontstaan, immers: de directe weg van telkens één onderdeel toevoegen is onmogelijk: het moet dus via een omweg. De levende cel blijkt vol van dergelijke onherleidbaar complexe systemen.

Hoe kan natuurlijke selectie iets opbouwen?
Natuurlijke selectie kan iets opbouwen als er voldoende variatie is en als deze variatie voldoende klein is. Sommigen vergelijken het met beeldhouwen waar natuurlijke selectie iets weghaalt terwijl variatie zorgt voor het ruw materiaal.

Wat is het verschil tussen variatie en mutatie?
Een ander woord voor mutatie is wijziging. Een ander woord voor variatie is diversiteit. Mutatie verwijst naar het proces waarbij DNA gewijzigd wordt. Door een mutatie ontstaat dus een variante: verschillend van het origineel. Met variatie wordt bedoeld de verscheidenheid van het DNA: het aantal varianten in een populatie. Deze twee begrippen (variatie en mutatie) zijn tot op zekere hoogte onafhankelijk. Strikt genomen is variatie denkbaar zonder mutatie (een stabiele variatie). Omgekeerd is een mutatie denkbaar zonder variatie: namelijk als bij de wijziging het origineel zelf verloren gaat. In de praktijk zullen mutaties uiteraard typisch leiden tot variatie (omdat er voldoende kopieën bestaan zodat bij wijziging het origineel niet verloren gaat). Natuurlijke selectie kan daarentegen de variatie terugdringen door enkel bepaalde varianten over te houden.

Wat mogen we van de evolutietheorie geloven?
De volkomen redelijke eindconclusie is (1) dat er evolutie heeft plaatsgevonden op aarde, (2) maar dat men van mening kan verschillen over de oorzaak van deze evolutie, (3) dat een verklaring die alles reduceert tot toevallige mutaties en natuurlijke selectie vrij kort door de bocht blijkt, (4) en dat de oorsprong van het leven zelf een groot mysterie blijft.