Weerbarstige feiten - fundamenteler dan men dacht
Weerbarstige feiten waren er van meet af aan. In de inleiding op zijn boek «On the origin of species» schreef Darwin al in 1859: «Ik besef maar al te goed dat er in dit boek nauwelijks één enkel punt wordt besproken, waarvoor geen feiten kunnen worden aangedragen die dikwijls leiden tot schijnbaar tegenovergestelde conclusies dan de mijne.»
In tegenstelling echter tot wat Darwin had verwacht, is het aantal problemen de laatste 150 jaar juist verder blijven toenemen. Vooral de laatste decenia, met de grote vooruitgang in de moleculaire biologie, werd de ernst van deze problemen pas duidelijk. Vanaf 1980, nadat het Neodarwinisme reeds algemeen ingang had gevonden, begonnen steeds meer biologen dan ook afstand te nemen van het Neodarwinisme. Vandaag is het wetenschappelijk onderzoek vooral gericht op mogelijke alternatieve verklaringen.
De problemen kunnen worden samengevat in een vijftal problemen die vooral samen tot de overtuigende conclusie leiden dat de geldende evolutietheorie van toeval en natuurlijke selectie (dit is dus de tweede deeltheorie, niet te verwarren met de eerste deeltheorie) niet langer redelijk kan worden genoemd.
1. Sprongen: in de fossielen verschijnen soorten plots - men vindt geen overgangsvormen
2. Te traag: mutaties zijn zeldzaam en meestal schadelijk - populaties bieden weerstand tegen evolutie
3. Devolutie: kleine populaties lijken theoretisch enige optie - empirisch echter inteelt en verlies van informatie
4. Originaliteit: eiwitten blijken uiterst complex en specifiek - men vindt echter geen overgangsvormen
5. Onherleidbaarheid: op moleculair niveau blijkt vaak enorme samenhang - graduele evolutie lijkt onredelijk