Aanwijzingen voor evolutie
Dusver hebben we een overzicht gekregen van de “standaard” Neodarwinistische evolutietheorie. We zullen deze korte samenvatting van de evolutietheorie nu afsluiten met een overzicht van de bewijzen of aanwijzingen om dit aannemelijk te maken.
We zullen beginnen met de argumenten van Darwin in 1859. We zullen straks zien dat de argumenten vandaag nog altijd grotendeels dezelfde zijn.
Aanwijzingen in 1859
Ten eerste verwijst Darwin naar de opvallende gelijkenissen tussen soorten. Dieren hebben vaak 4 ledematen. De ledematen eindigen vaak op 5 vingers of tenen. Gewoonlijk zijn er 2 oren en 2 ogen. Enz… Dit is het argument van de homologie (een ingewikkeld woord voor gelijkenis) dat heel goed door evolutie kan worden verklaard.
Nog treffender daarbij zijn zogenaamde rudimentaire organen (denk bijvoorbeeld aan ons staartbeentje). Dit zijn gelijkenissen waarvan de functie ondertussen verloren lijkt gegaan, en die volgens Darwin moeilijk te verklaren zijn door een theorie van individuele en onafhankelijke creatie. Het lijken dan “ontwerpfouten”.
Ten tweede wordt gewezen op de fossielen waarbij vooral de volgordelijkheid in de aardlagen opvallend is. Het algemene patroon is het volgende: hoe recenter de aardlagen, hoe complexer de organismen die men erin aantreft. Dit argument gaat hand in hand met een geologisch tijdschaal die de aarde een hoge ouderdom geeft. Darwin was immers bekend met de geoloog Charles Lyell die de basis legde voor de moderne geologie.
Ten derde zag Darwin de merkwaardige geografische distributie. Zo vindt men op eilanden vaak unieke soorten en op de Galapagos eilanden herkende Darwin eerder de soorten van het naburige vasteland met een verschillend klimaat dan van verder afgelegen continenten met een vergelijkbaar klimaat. Dit paste volledig in zijn theorie.
Tenslotte wordt verwezen naar de ervaring met kunstmatige selectie als een ‘proefondervindelijk’ voorbeeld van evolutie, hoewel dit geen nieuwe soorten geeft. Darwin vond overigens dat het begrip “soort” een vrij willekeurig begrip bleek, terwijl graduele evolutie een verklaring biedt voor de moeilijkheid om soorten te onderscheiden.
Aanwijzingen in 2009
Naast deze argumenten van Darwin zijn er uiteraard ook de hedendaagse argumenten uit het wetenschappelijk onderzoek ná Darwin. Deze hangen vooral samen met groeiend inzicht in de microscopische cel.
Ten eerste de sterke gelijkenissen van de opbouw van de cellen van de meest uiteenlopende levensvormen en van het DNA in het bijzonder. Dit is in feite een verdere uitwerking van het argument van homologie.
Nog treffender is het herkennen van vermeende fouten in het DNA van verwante soorten. Zo bevat het DNA van zowel mens als chimpansee een beschadigd gen dat anders een rol zou spelen in de aanmaak van vitamine C. Merkwaardig is dat exact dezelfde fouten worden teruggevonden. Zoals men vooral aan het overschrijven van fouten kan achterhalen welke leerling van wie heeft overgeschreven op het examen, zo kan men juist door deze fouten in het DNA de afstamming tussen soorten reconstrueren. Zie ook het argument van rudimentaire organen.
Tenslotte zijn er de experimenten met kunstmatige mutaties in het labo (vooral met fruitvliegen en bacteriën) en observaties in de natuur zoals de bekende berkenspanner: deze mot bestaat in twee kleuren (licht en donker) en leeft op berkenstammen. Vogels aten vooral de donkere motten zodat deze kleur vrij zeldzaam was; tot de industriële vervuiling de berkenstammen donker kleurde zodat de vogels daarna vooral de lichte motten opaten en plots de lichte kleur heel zeldzaam werd. Men noemt dit “evolutie in actie” al illustreert zoiets enkel natuurlijke selectie onder een veranderende omgeving, niet het ontstaan van nieuwe eigenschappen.
Sleutelargument
Als sommigen opwerpen dat de kans op een gunstige wijziging te klein lijkt, verdedigt men de theorie met het volgende argument: maak de stapjes maar klein genoeg, dan wordt de kans dat zo’n wijziging per toeval optreedt vanzelf voldoende groot. En als hierdoor veel stapjes nodig blijken om de evolutie te verklaren, dan wordt erop gewezen dat er in de geschiedenis van de aarde ontzettend veel tijd beschikbaar is: nauwelijks voor te stellen…